Recent heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel vaste huurcontracten aangenomen. Als de Eerste Kamer ook instemt, betekent dit het einde van de tijdelijke huurcontracten voor twee of vijf jaar. Voor zelfstandige woningen (met eigen ingang, keuken en toilet) geldt nu nog de mogelijkheid van een tijdelijke huurovereenkomst van 2 jaar. Voor onzelfstandige woningen (bijvoorbeeld studentenkamers) is dit nu nog 5 jaar.

Wat was de gedachte achter de huurwet in 2016?
Sinds 2016 is de Wet doorstroming huurmarkt van kracht. Het belangrijkste uitgangspunt is een grote nadruk op het aanbieden van tijdelijke huurcontracten, in plaats van vaste huurcontracten. Een hoger aanbod van huurwoningen, een verbeterde doorstroom en dus meer keuze voor woningzoekenden, dat was het idee van deze huurwet.
Waarom de wet aanpassen?
Het gewenste effect van de huurwet uit 2016 is uitgebleven. Vooral in de grote steden is het verloop van huurders toegenomen. Dit zorgt weer voor minder sociale binding en leefbaarheid in de wijken. Contracten met een beperkte looptijd van 2 jaar werken daarnaast spanning en onzekerheid in de hand. Dat het aanbod van huurwoningen dankzij de huurwet wel is toegenomen, is bovendien niet met zekerheid te zeggen.
Wat gaat er veranderen in de vernieuwde huurwet?
Vaste huurcontracten woonruimte – dus met een looptijd van onbepaalde duur – moeten opnieuw de norm worden.
Het wetsontwerp maakt nog steeds tijdelijke verhuur mogelijk onder specifieke voorwaarden, waaronder:
Het opnieuw betrekken van de woning door de verhuurder of de vorige huurder (tussenhuur/diplomatenclausule);
doelgroepcontracten van vijf jaar voor specifieke categorieën, zoals jongeren, studenten, promovendi, ouderen en gehandicapten, in geval van dringend eigen gebruik;
kortdurende verhuur, zoals vakantieverhuur;
verhuur om onnodige leegstand te voorkomen op basis van artikel 15 en 16 van de Leegstandswet;
generieke tijdelijke verhuur van maximaal vijf jaar voor onzelfstandige woonruimte.
Huidige status en vervolg